De groene muren langs de Ivindo maakten plaats voor de meest weelderige diversiteit aan door en over elkaar heen groeiende bomen, planten, lianen. In wezen zoemden we hier in op hetgeen we langs de Ivindo van ver zagen; de Nouna is voor het grootste gedeelte niet meer dan kamerbreed.
Twee nachten hebben we aan de oevers doorgebracht op plekken die door vissers als pleisterplaats gebruikt worden. Ze roken er hun vangst. Zo'n plaats is ontdaan van de grofste vegetatie en er staat wel eens een soort "marktkraamskelet", waar prima een groot zeil overheen kan. Je hangt een muskietennet eronder en je bent helemaal klaar voor de nacht.
De tent bleek ook een prima oplossing; die zou in een tropisch regenwoud niet werken i.v.m. moerassige ondergrond of insekten. Onzin. De eerste avond heeft mijn laatste poging tot overnachting in de hangmat nog een paar uur geduurd. Daarna heb ook ik voor de tent gekozen.
Gaandeweg werd de rol van Serufin belangrijker. We kwamen steeds vaker bomen tegen die overdwars over de rivier waren gevallen. Iedere keer dacht ik na zo'n hindernis: bij de volgende boom eindigt de reis. En iedere keer bleek er een weg omheen of onderdoor, al moest er soms wel een hoop voor uit de boot.
De tweede avond, op onze kampplaats bij de aanlegsteiger van Masoko, kwamen de bosbijen. Daar hebben we meer last van gehad dan van de muggen. Ze steken niet noemenswaardig, maar ze zijn met heel veel, overal en ze eten graag mee. Als het donker wordt vertrekken ze.
|