Lopen

Er ligt in het oerwoud een netwerk aan stroompjes en riviertjes die, afhankelijk van de tijd van het jaar, meer of minder water bevatten. We lopen in relatief open, hoog bos en gaan op zeker moment licht naar beneden, harde bodem verandert in zachte bodem en daarna in modder. Begroeing wordt lager, dichter en lichter groen. De hemel wordt zichtbaar. We beginnen weg te zakken en moeten goed inschatten waar de hoofdstroom loopt. Na enige tientallen meters stuiten we erop, een paar meter breed, helder drinkbaar water op lichte zandgrond.  
 
Dan gaat het verder op de wijze zoals we gekomen zijn, door dichte bossages in zachte klei. Tot het opeens weer omhoog gaat, de oever zullen we maar zeggen, vaste grond en bos. In de regentijd ligt hier een rivier of moeras (onderscheid is er niet) van 100 m breed. Op de foto doen Heleen en Patsy een doorwading.
 
            Kamp op 2 km afstand van ons doel, de kleinere inselberg.